Vreemd is datgene wat wij niet verwachten. Nu schijnt het volgens neurowetenschappers zo te zijn dat we geen directe zintuiglijke toegang tot de wereld buiten ons hebben, maar dat ons brein modellen van de zintuiglijke input maakt (zo ongeveer 150000 per dag), en zodra we iets vreemds waarnemen, iets dat afwijkt van het model (hé, dat hoort daar niet te liggen!) trekt het onze aandacht in een split second en gaan we er mee aan het werk (hoe kan dat hier nou komen?).
We leven dus niet in de werkelijke werkelijkheid maar in de gemodelleerde werkelijkheid, of, als je het zo zou willen noemen, in een virtuele wereld, een geconstrueerde hallucinatie, een gecontroleerde droom. Gewoon, normaal, gebruikelijk, is dus datgene wat het model verwacht, voorspelt. Vreemd, raar, gek, is datgene wat afwijkt van het model, dus waar een nieuw model voor moet worden aangemaakt, dat vervolgens in het geheugen gestopt wordt zodat we het bij een volgende gelegenheid herkennen als een gecorrigeerd, bijgewerkt model van de werkelijkheid. Geniaal van dat brein (*)!
Dat modelmakende brein beschikt dus over een zeer selectief aandachtsgestuurd zintuiglijk waarnemingssysteem waarmee die werkelijkheidsmodellen worden gemaakt. Die werkelijkheidsmodellen zijn weer gekoppeld aan andere hersensystemen (motivatie-, emotionele, motorische systemen), zodat we met de uitkomst van die samenwerking iets kunnen: doelgericht handelen. Met dat hele proces van aandachtsgestuurde waarneming, werkelijkheidsmodellen maken en uiteindelijk doelgericht handelen kunnen we al duizenden jaren prima overleven: het zoeken van voedsel, beschutting en een geschikte partner, een vijand spotten, wakker worden van een huilende baby, etc. Dat aandachtsgestuurde waarnemingssyteem, etc., is op individueel niveau dus één groot geïntegreerd zoeksysteem dat ons doet overleven. Zoals de hele biologische evolutie ook één megagroot zoekmechanisme is om op populatieniveau de soort te doen overleven.
Dat aandachtsgestuurd waarnemingssysteem is natuurlijk ook gericht op het spotten van gevaar. Heel goed te vergelijken met ons biologisch immuunsysteem dat onmiddellijk in werking komt als er gevaar is in de vorm van ziekteverwekkers: ‘foute’ bacteriën, parasieten, schimmels, gisten of virussen, die ons lijf binnendringen en levensbedreigende infectieziekten (**) kunnen veroorzaken. Omdat die verwekkers van infectieziekten overgebracht worden via voedsel (b.v. voedselvergiftigingen zoals hepatitis A, salmonella), water (b.v. dysenterie of cholera), dieren (b.v. rabiës, malaria), mensen (b.v. tbc, soa’s, influenza), ontstond het idee dat naast het biologische immuunsysteem ook een gedrags-immuunsysteem (GIS) moet bestaan dat besmetting door ziekteverwekkers probeert te voorspellen en voorkomen. Van dat gedrags-immuunsysteem is men zich maar zeer gedeeltelijk bewust, het is in onze genetische hardware ingebouwd en we merken de aanwezigheid ervan op, bijvoorbeeld via de emotie walging. Walging bij het zien van verrot voedsel, het ruiken van uitwerpselen, het proeven van een smerige smaak, het aanraken van schilferige en slijmerige oppervlakken, het horen van rochel- en brakende keelgeluiden, e.d.
Maar het GIS gaat veel verder dan deze simpele, walgelijke zintuigervaringen. De evolutie bevoordeelde, oftewel selecteerde die organismen, dieren, en mensdieren die ‘besmetting’ enigszins konden voorspellen. Dat doet ze door het aandachts-waarnemingssysteem zo af te stellen dat alles wat ‘vreemd’ is aan de eigen leefgroep (de ingroup), sterk naar de voorgrond van de aandacht te trekken om daarmee ‘het vreemde’ te kunnen vermijden. Niet alleen alles wat er ziek uitziet, b.v. een vale, schilferige of bloederige huid, of anderszins afwijkend is, b.v. een schorre stem, mank lopen, scheelzien, een broodmagere of obese gestalte, maar ook alles wat zich ‘vreemd’ gedraagt wordt verdacht, en kan dus maar beter vermeden worden. Zeker als die lichamelijke afwijkingen, dat ‘zieke uiterlijk’ of dat ‘zieke gedrag’ opgemerkt wordt bij individuen die niet behoren bij de eigen bekende en vertrouwde ingroup (***). Dat maakt een outgroup dus al gauw ‘besmettingsgevaarlijk’.
De ingroup die zich houdt aan de strenge antibesmettings- gedragsregels, taboes en gewoontes rond ‘verdacht voedsel, giftige dieren, promiscue gedrag en besmettingsgevaarlijke outgroupmensen’, die kunnen zich relatief veilig voelen. Je hebt wel een religie nodig, religieuze wetten, om ‘antibesmettingsregels’ in een cultuur stevig te verankeren, streng te handhaven en verhalenderwijs van generatie op generatie over te dragen. Maar….ondanks de groeiende wetenschappelijke kennis m.b.t infectieziekten blijkt die rechtvaardiging voor religieuze spijs-, hygiëne-, seks-, gender- en etnocentrische wetten in het grootste gedeelte van de wereld nogal resistent te zijn tegen ‘voortschrijdende inzichten’ (****).
En wat betreft onze moderne westerse wereld met zijn voortschrijdende inzichten: please, zullen we het in dit verband maar even niet hebben over onze antivaxxers, complotdenkers en radicale veganisten?
Volgende keer in deel 2: Het GIS nestelt zich in fobieën, de persoonlijkheid, morele regels en politieke voorkeur.
(*) Ook geniaal van het bijvoorbeeld het buizerdbrein dat met zijn modellen van de werkelijkheid naar een muis zoekt! Kortom: over wiens werkelijkheid hebben we het eigenlijk? Hoeveel werkelijkheden zijn er eigenlijk?
(**) Acht van de top-tien ziektes aller tijden zijn levensgevaarlijke infectieziekten die meestal epidemische vormen aannamen: pokken, mazelen, malaria, tbc, tyfus, pest, HIV, influenza, overgebracht door mens of dier.
(***) De jagers/verzamelaarsgroep bestond voor de landbouwrevolutie (20.000 v.C.) uit hooguit 150 leden (het zgn. Dunbar getal) die elkaar kenden. Na de landbouwrevolutie werd de bevolkingsdichtheid groter met als gevolg meer besmettingsgevaar.
(****) Ook het moderne ontzuilde westen kent vele mythische ‘besmettingsverhalen’ waarvan de immens populaire Netflixserie ‘The Walking Dead’ een sterk voorbeeld is: de overlevingsstrijd tussen post-apocalyptische groepen in een wereld vol dodelijk bijtende zombies.