Alleen vrije markten brengen welvaart (wat we geloven 4)

De vrije markt. Dat klinkt nog altijd goed. Vrij en markt. Maar wat houdt die term feitelijk in?

De vrije markt kent volgens de filosoof Adam Smith (‘The wealth of Nations’ – 1776) een onzichtbare hand (sturing). Hij duidde hij op de ervaring dat ongehinderde coördinatie tussen consumenten, private handelaren en – fabrikanten van vraag en aanbod van goederen en diensten, hoe chaotisch dat ook op het eerste gezicht lijkt, tot de beste resultaten voor alle partijen leidt. Een centrale sturing van het economisch leven door een overheid werkt niet, zo is  vele malen gebleken (in Sovjet Rusland bijvoorbeeld of in China voor 1990). Als economisch coördinatie-mechanisme is de vrije markt ongeëvenaard. Voor alle goederen en diensten, ook de criminele, komt ergens wereldwijd wel tussen aanbod en vraag een prijs en een transactie tot stand.

Adam Smith pleitte ook voor vrijhandel tussen landen. Doordat ieder land zich specialiseerde in bepaalde produkten (zijn voorbeeld: Portugal in wijn, Engeland in textiel) waren landen qua welvaart beter af dan als sprake was van handelsbelemmeringen door de overheid. Tot ver in de twintigste eeuw was de markt tussen de meeste landen helemaal niet vrij. Pas in de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam werkelijk wereldwijd een systeem van vrijhandel op gang. Vrijhandel heeft wereldwijd inderdaad tot ongekende materiële welvaart geleid, zoals Adam Smith voorspelde.

Je kunt echter het vroegere noch het huidige kapitalisme gelijk stellen aan de ‘vrije markt of vrijhandel´. Dat is er maar een onderdeel van. Want de kern van het kapitalisme wordt gevormd door het private bezit van produktie-, handels- en dienstenbedrijven. En dus van economische machtsverhoudingen tussen de bezittende ondernemers/kapitalisten en de werkenden in die privé bedrijven. De industriële revolutie in de 19e eeuw leidde derhalve tot de opkomst van werknemersorganisaties om de arbeidsomstandigheden en betaling van werkenden te verbeteren. Een machtsstrijd die pas in de jaren zestig van de vorige eeuw werd beslist in een min of meer stabiel systeem van rechten van werkgevers en rechten van werknemers. Een evenwicht dat door de globalisering van de economie volledig verloren is gegaan.

Een andere ontwikkeling (die we nu ook weer zien optreden) is dat succesvolle private bedrijven streven naar een monopolie (als dat lukt) om qua prijzen en winstgevendheid minder afhankelijk te zijn van de ‘vrije markt’ en minder last te hebben van concurrentie. In het begin van de twintigste eeuw leidde dit al tot het opbreken door de Amerikaanse overheid van de grote spoorweg -, olie- en telefoonmaatschappijen. Immers monopolies leiden tot beperking van het aanbod en/of zeer hoge prijzen voor consumenten. Maar of dat in deze tijd weer zal lukken, bijvoorbeeld met de farmaceuten is maar de vraag.

Het huidige neoliberale kapitalistisch economisch systeem is in de jaren tachtig – nog geen veertig jaar geleden! – ontstaan door het wereldwijd vrijmaken van de kapitaalmarkten (periode Reagan/Thatcher). Dat was het startpunt voor de economische globalisering. Pas vanaf die tijd kregen ook de aandelenbeurzen de centrale rol die ze nu economisch spelen. Na de tweede wereldoorlog vormden de beurzen tot die tijd slechts een wat gezapig mechanisme voor particuliere beleggers.

Inmiddels is het huidige neoliberale economisch systeem zo diep in onze belevingswereld doorgedrongen, dat we geloven dat er geen alternatief is voor het huidige systeem. De jongere generaties hebben nooit een ander systeem gekend.

Maar het wereldwijde kapitalistische systeem is uitermate instabiel gebleken (denk ook aan de financiële crisis van 2008). Zie het vervolg artikel.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *