Informatie privacy (3): de overheid moet geen data- sleepnetten gebruiken

Terrorismebestrijding is wereldwijd al tientallen jaren een toverwoord voor overheden om ongestraft grootschalig de informatie privacy van burgers in het geheim te schenden. Tegenwoordig doen overheden dat door computeralgoritme gedreven ‘sleepnetten’ eindeloos door internetbestanden van derden (inclusief gezichtsfoto’s) te trawlen, soms met dramatisch onterechte gevolgen voor onschuldige burgers. De verhoudingen tussen gebruikte middelen en het doel zijn in deze al jaren zoek.

Wat al die autoritair bestuurde landen ook doen, je moet als democratische samenleving niet willen dat je overheid ongericht computergestuurde onderzoek in databestanden gaat doen om mogelijk iets verdachts te vinden in gegevens van burgers. We kunnen gericht en noodzakelijk opsporingswerk van Justitie en Politie prima ondersteunen door een aantal ‘onschuldige’ data van burgers beschikbaar te maken, zonder de informatie privacy als grondrecht feitelijk aan te tasten.  

Er zijn maar een aantal wettelijke middelen vereist om het werk van degenen, die terrorisme, cyberspionage, cybercrime en andere misdaad bestrijden, aanzienlijk te vereenvoudigen en om veel doelgerichter in de elektronische wereld justitieel onderzoek te kunnen doen:

  1. Het mobiele telefoonnummer en het e-mailadres fungeren nu al als surrogaat voor het Burgerservicenummer bij inlog beveiliging (bijv. Digid). Vroeger waren er gewoon telefoonboeken met NAW gegevens. Waarom zou de overheid niet over het mobiele telefoonnummer en e-mail adressen van burgers mogen beschikken en Google en Facebook wel?
  2. Geen anonieme prepaid telefoons meer toestaan. Ook prepaid telefoons dienen gewoon op naam van de kopende burger op basis van identificatieplicht worden geregistreerd. Auto’s rijden ook niet zonder kentekenbewijs.
  3. Internetaansluitingen van woningen dienen gewoon, net als straatadressen gewoon bij de overheid te worden geregistreerd. Wat is het verschil tussen een straatadres en een elektronisch adres?
  4. Infrastructureel is van alle woningen bekend of ze aansluitingen voor energie en water hebben. Verstrek ook de verbruiksgegevens van woningen en bedrijven, die geven vaak belangrijke aanwijzingen geven voor criminele gebruikers.

Juist door het ontbreken van die mogelijkheden voor politie en justitie, brengt het heimelijk ongericht gebruik van massaal data-trawlen via algoritmes door de overheid grote risico’s met zich mee, dat onschuldige burgers slachtoffer worden van datadiscriminatie. Ingevoerde gegevens zijn meestal onbetrouwbaar en daarnaast worden gegevens gecombineerd waartussen geen enkel oorzakelijk verband hoeft te bestaan (alleen toevallige correlatie). En bedenk daarbij ook dat algoritmes niets anders doen dan dat wat het computerprogramma is ‘geleerd’ door de makers, hetgeen ook complete onzin kan zijn.

Indien je bijvoorbeeld een computer leert misdadigers te herkennen op basis van foto’s en persoonskenmerken alsmede burgerlijke data van de huidige gevangenispopulatie, dan kun je vooraf al voorspellen dat het algoritme gaat zoeken naar jonge mannen met een donkere huidskleur uit bepaalde wijken. Die zijn immers oververtegenwoordigd in de gevangenissen.

De Chinese overheid maakt gebruikt van een gezichtsherkenning algoritme dat via camera’s op straat werkt. Het toegepaste algoritme gebruikt de ‘wetenschappelijke’ kennis dat criminele burgers op straat nauwelijks lachen. Criminelen lachen namelijk ook niet op foto’s gemaakt bij hun arrestatie…

Als veel overtredingen en misdaden inmiddels met elektronische middelen via internet wordt gepleegd (bijv. fraude, kinderporno, datadiefstal) zou je verwachten dat je burgers via de rechter ook elektronisch kunt straffen, bijvoorbeeld:

  • 6 maanden geen internet aan huis;
  • 1 jaar geen gebruik van een mobiele telefoon;
  • Ontneming van elektronische informatie privacy voor een jaar – justitie heeft dan het recht specifiek het internetverkeer van een burger te volgen.

Allemaal echt niet zo moeilijk te regelen.

Burgers kunnen geen veiligheid van de overheid vragen en tegelijkertijd het de overheid in de huidige digitale wereld onmogelijk maken die veiligheid proberen te borgen en criminaliteit te bestrijden. De overheid moet naar mijn mening niet zo bang zijn om voor haar taken de noodzakelijke data van burgers te eisen en te gebruiken en daar open over te zijn. Het is juist de stiekeme aanpak via achterdeurtjes die burgers wantrouwend maakt. Het parlement moet in deze niet publiekelijk meehuilen met de privacy-wolven uit het bos. Een parlement dat wel even ’tussendoor’ zonder veel ruchtbaarheid goedkeurde dat de overheid onder voorwaarden gegevens van burgers via derden mag onderscheppen.

Informatie privacy (2): Data tien maal beter beveiligen!

Bij semi-overheidsinstellingen en instellingen in de medische- en zorgsector spelen vaak dezelfde problemen, die ik in het eerste artikel beschreef  (denk aan de SVB, het UWV of de GGD’s). Maar bij deze instellingen spelen vaak ook andere zaken zoals: slechte opleiding en gebrek aan ervaring van steeds wisselend tijdelijk personeel in het gebruik van systemen.

In de Medische- en Zorgsector (ziekenhuizen, zorgverzekeraars) is geautoriseerd gebruik van medische gegevens van burgers helemaal van essentieel belang. Een burger heeft hier helemaal geen keus ten aanzien van zijn informatie privacy. Die sectoren verzamelen zelf hun gegevens over de burger (die vaak niet eens weet welke informatie) en dienen dus op en top te regelen dat dossiers niet voor niet-bevoegden te raadplegen zijn. Maar dat gebeurt vaak wel.

Geautoriseerd gebruik vraagt om robuuste IT-systemen (voor wat betreft inlog-procedures, kopiëren van data en noodzakelijke externe datacommunicatie). Maar vooral ook beveiliging tegen het binnendringen van systemen door hackers.

Je kunt alleen maar iets stelen uit een gebouw, als er in een gebouw onvoldoende beveiligde ramen en deuren zitten of als er onvoldoende 24-uurs bewaking aanwezig is. Je moet of systemen met essentiële data qua capaciteit slechts heel beperkt op een open internetverbinding aansluiten en/of op internetverkeer 24-uurs menselijke bewaking instellen. In de cybercrime wereld van vandaag is het niet meer mogelijk van de voordelen van IT systemen gebruik te maken, zonder de kosten te dragen voor zware beveiliging.

Het kern probleem is echter dat de bestuurders vaak generalisten zijn met weinig inhoudelijke kennis van zaken en zeker niet van informatietechnologie. Wie ergens geen verstand van heeft, houdt zich er echter meestal ook niet mee bezig en laat het over aan anderen (consultants..), afgezien van wat algemene instructies. Budgettair is het meestal ook niet erg sexy om daar veel middelen aan te besteden.

Wettelijk gezien zul je dus moeten regelen dat ongeautoriseerd gebruik van systemen op de werkplek direct wordt afgestraft (bijv. zowel boetes voor de werknemer als de werkgever) en moet je hoge eisen stellen aan de beveiliging van systemen (met directe aansprakelijkheid van bestuurders en eventueel onder toezichtstelling door derden). De Autoriteit Persoonsgevens is in deze een papieren tijger. Deze organisatie heeft wel veel bevoegdheden, maar weinig feitelijke  mogelijkheden tot onderzoek en controle.

Wellicht moet je naast de controle van de Jaarrekening, accountants wettelijk ook verantwoordelijk maken voor de jaarlijkse controle van de beveiliging van IT-systemen of daar een aparte certificeringsorganisatie voor opzetten. En organisaties aparte vergunningen verlenen om data van burgers te verwerken, maar pas na certificering van de beveiliging.

Cyberspionage door andere landen brengt vooral enorme maatschappelijke en  economische schade toe. Zie het recente voorbeeld van diepgaande penetratie van overheidssystemen in de Verenigde Staten. In Europees verband zouden afspraken moeten worden gemaakt om internetverkeer uit bepaalde landen te routeren via bepaalde datacentra, zodat dit verkeer bij die centra dag en nacht kan worden gemonitord. We bewaken wel grenzen, waarom bewaken we nauwelijks het internetverkeer over die grenzen?

Informatie Privacy (1): de overheid maakt er een puinhoop van

De persoonlijke gegevens van miljoenen autobezitters in Nederland zijn gehackt, zo werd kortgeleden bekend. Een commercieel bedrijf had de gegevens verkregen via de Rijksdienst voor het Wegverkeer en had die die in zijn eigen systemen onvoldoende beveiligd. Er volgden weer de bekende klaagkoren over het grootschalige aantasting van de privacy en mogelijk criminele gevolgen. Er wordt  dezer dagen weer heel wat over ´privacy’ geschreven, maar echter heel weinig fundamenteel over gedebatteerd, ook niet in het parlement.

In de Nederlandse Grondwet (artikel 10) is privacy omschreven als het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het recht op privacy is een grondrecht. Personen hebben het recht door de staat en door andere personen met rust gelaten te worden.

Privacy van informatie is de afwezigheid van informatie over onszelf bij anderen en bovendien het verbod aan anderen om zonder onze toestemming die informatie te verwerven. Privacy met betrekking tot elektronisch zakendoen, is dus het recht op informationele zelfbeschikking. Dit houdt niet alleen de afwezigheid van informatie over onszelf bij anderen in, maar ook het recht van ieder individu om zelf te bepalen welke informatie over zichzelf hij ter beschikking stelt en welke niet.

Met name de informatie privacy is al vele jaren in het geding. Maar daarbij wordt mijns inziens onvoldoende onderscheid gemaakt tussen de verschillende partijen, die betrokken zijn bij informatieverwerking van gegevens over burgers. Allereerst moet onderscheid worden gemaakt tussen overheidsinstellingen, gemeenschappelijke instellingen ten behoeve van alle burgers, non-profitorganisaties en commerciële instellingen. We beperken ons in dit eerste artikel tot de overheid.

De overheid vormt het bestuur van de gemeenschap van burgers van een land. Om die taken ten behoeve van burgers en andere aanwezigen in een land uit te voeren, hebben overheidsinstellingen automatisch het bestuurlijke recht om noodzakelijke gegevens van burgers vast te leggen én te gebruiken bij haar dienstverlening en beleidsvoorbereiding.

Die bevoegdheid gaat vrij ver. De overheid mag geverifieerde data vastleggen van inwoners over familie omstandigheden, burgerlijke staat, nationaliteit(en), biometrische kenmerken, woonsituatie en bereikbaarheid, werkgever, belastinggegevens, deelname aan en gebruik van overheidsvoorzieningen e.d. Kortom alle data die nodig zijn in het directe en indirecte ’transactie’ verkeer tussen inwoner en bestuurlijk orgaan.

Er is geen rationele reden te bedenken, waarom een deel van de overheid, Justitie en Politie, geen gebruik zou mogen maken van de data, welke de overheid tot haar beschikking heeft, om overtreding van wetten en misdaden op te sporen en te vervolgen. Alle bezwaren van burgers over ‘privacy’ in die zin, zijn eenzijdig, in de zin van: ‘ de overheid moet wel…, maar de overheid mag niet …. Waarom zou de politie niet in systemen van de Immigratie en Naturalisatiedienst mogen kijken?

Er is ook geen redelijk motief te bedenken, waarom de overheid niet in al haar systemen zou mogen werken met een burgerservice nummer, om data uit verschillende systemen te kunnen combineren. Het is zelfs in het belang van de burger (zie onder). Nederland is een van de weinig landen, waar het maatschappelijk verzet tegen dergelijke combinatie van gegevens nog altijd groot is. Maar wel met het gevolg dat veel overheidsorganisaties weinig effectief ten behoeve van de burgers kunnen werken, laat staan doelmatig.

De problemen met de informatie privacy rond gebruik van data van inwoners door de overheid liggen grotendeels ergens anders, namelijk op het vlak van de organisatie van die gegevens binnen de overheidsbureaucratieën.

  1. De verschillende overheidsorganen hebben de afgelopen 20 jaren aangetoond volstrekt incompetent te zijn ten aanzien van het ontwikkelen van effectieve IT-systemen om de gegevens van burgers te verwerken. Al jaren worden jaarlijks miljarden uitgegeven aan slecht werkende systemen, ondanks uiterst de inzet van kostbare consultants. Ook op dit terrein heeft de overheid zich volstrekt incompetent getoond (en de consultants ook…).
  2. De beveiliging van de toegang van de overheidssystemen is volstrekt onvoldoende ten aanzien van niet-geautoriseerd gebruik door onbevoegden en ten aanzien van indringers (hackers), hetgeen je dagelijks in het nieuws kunt vast stellen. Waarom niet voor iedere overheidsgebruiker, ook systeembeheerders, een digitale tweetraps beveiliging per eigen mobi wordt ingesteld is mij een raadsel. Dan weet je wie er ingelogd heeft.
  3. Overheidsorganen, zoals de RDW, hebben ten onrechte in het verleden hun gegevens gebruikt als commercieel verkoopbare data, alsof de overheid enig recht heeft gegevens over haar burgers aan derden ter beschikking te stellen. Dat recht heeft ze niet, ook onbetaald niet, zelfs niet aan buitenlandse overheden – zonder uitermate strenge controles. Maar het gebeurt wel.
  4. Juist door de dramatisch slechte informatie huishouding van de overheid zelf, wordt van de burger keer op keer dezelfde informatie geëist bij nieuwe interacties, waarbij inmiddels elektronische formulieren met steeds weer dezelfde gegevens hoogtij vieren.
  5. De beperkingen van de overheidssystemen limiteren tegelijkertijd vaak de gelijke rechten van burgers. Na de toeslagenaffaire zijn er nu bijvoorbeeld weer problemen rond de vaststelling van Covid-steun vooral aan kleinere bedrijven. Minister Koolmees durft zelfs letterlijk te stellen dat hij Covid-steun moet terugvorderen omdat de systemen geen bijzondere situaties aankunnen. Wellicht is het inderdaad aan te bevelen om alleen nog beleid te maken dat of door mensen of door geautomatiseerde systemen op juiste en rechtmatige wijze kan worden uitgevoerd, rekening houdend met de enorme diversiteit in de situaties waarin burgers leven, wonen en werken.
  6. Diezelfde ‘systeem’ beperkingen gelden ook voor controlerende overheidsorganen, alsmede justitie en politie. De fraudeaanpak rond de uitkeringen van toeslagen voor kinderopvang (toeslagen-affaire) was gebaseerd op de zgn. Bulgarenfraude. Vele tientallen Bulgaren vroegen deze uitkering aan, wonend op 1 adres… Ambtenaren signaleerden dit wel, maar geen bestuurlijk manager die actie ondernam. Als je als burger in een huur- of koopwoning de Gemeente vraagt wie er mogelijk nog meer op jouw adres staan ingeschreven, dan is het antwoord: dat mogen wij u niet vertellen in verband met de ‘privacy’. Dan krijg je na betaling een brief met de mededeling of er nog andere mensen op jouw adres staan ingeschreven, niet wie. Die persoon moet zichzelf weer ‘uit’ schrijven….

Als burger moeten we terecht onze informatie privacy aan onze overheid bloot stellen. Het is onze overheid die er bij het gebruik van die data een puinzooi van maakt. 

*definities wikipedia 

We moeten het plastic afval nu ook echt aanpakken!

Als je huis in brand staat, er oorlog is of een andere crisis zul je stevige actie moeten ondernemen, dan is ‘polderen’ zinloos. Dat heeft de Corona crisis al aangetoond. Hoe lang hebben we nog om verdere rampen in onze leefomgeving te voorkomen? De politici maken hun plannen met het oog op 2050. Nog dertig jaar. Juist zo’n lange termijn draagt bij aan het voortdurend uitstellen van maatregelen. Laten we eens kijken in het geval van plastic afval en andere kunststofafval.

Plastic kwam circa 75 jaar geleden in onze wereld als menselijke uitvinding. We zullen ook zeker 75 jaar nodig hebben om wereldwijd het overal als afval aanwezige plastic op te ruimen. Plastic als product bracht zeer hoge externe kosten met zich mee, welke werden afgewenteld op onze leefomgeving. Plastic werd de grootste zichtbare vervuiler van de hele wereld.

Maar niet alleen zichtbaar. In de grote bevolkingscentra zijn nanodeeltjes plastic aanwezig in de organen van mensen (vaal al in baby’s en jonge kinderen). In de oceanen zijn nanodeeltjes plastic, maar ook stukken van doodgewone boodschappentasjes, aanwezig in de magen van vogels, vissen en kleinere organismen. Plastic en kunststof zijn chemische samenstellingen die niet natuurlijk voorkomen. De evolutionaire gevolgen voor alle levende organismen van die vervuiling zijn nog totaal onbekend. Die zien we hooguit pas over 50 jaar.

We zullen dus niet alleen het plastic afval wereldwijd moeten opruimen, maar ook het nog te produceren plastic. Voor het afval van plastic en andere kunststoffen bestaan maar drie keuzes: volledig recyclen, verbranden of doodgewoon afschaffen, niet meer toepassen. Maar niet meer storten in de leefomgeving. Veel plastic kan niet worden hergebruikt omdat het simpelweg te vervuild is met andere stoffen. Dat is de reden dat veel Nederlandse gemeenten plastic niet meer apart inzamelen (waaronder Utrecht). Tijdens de afvalverwerking wordt het nog bruikbare plastic er door de afvalverwerkers ‘wel’ uit gehaald. Maar wat er daarna mee gebeurd?

Op zich is er voor veel plastic op korte termijn een simpel alternatief. Alle plastic fles verpakkingen gevuld met stoffen, die niet geschikt zijn voor recycling, gewoon weer in glas verpakken. Glas is goedkoop en gemakkelijk te recyclen. Natuurlijk: dat is qua vervoer (zwaarder) duurder, maar dat is dan maar zo. Voor heel veel voedsel en persoonlijke produkten (tot en met tandpasta) is een potje glas een prima klassiek alternatief. Wellicht wat onhandiger met minder uitstraling, maar so what? Als alternatief is traditioneel ook nog  karton/papier beschikbaar, logistiek wellicht ook minder handig, maar desalniettemin een herbruikbaar alternatief.

Op grond van wetenschappelijke onderzoekresultaten moet het mogelijk zijn (los van alle bedrijfsmatige en maatschappelijke gezeur) vast te stellen welke plastic en kunststofproducten (zoals piepschuim) sowieso niet meer geproduceerd moeten worden, wegens gevaarlijke vervuilingseffecten (behandel dergelijke stoffen maar als nucleair afval!). Op dezelfde wijze kan verplicht worden om allerlei soorten plastic sowieso te verbranden. Ook bij plastic, net als bij ander afval, zullen hoge verbrandingskosten leiden tot versnelde innovatie op verpakkingsgebied.

Als resultaat blijven er dan nog 2 soorten plastic als afval over: lokaal in een land te recyclen of te verbranden. Dan lukt het waarschijnlijk inderdaad om over 75 jaar wereldwijd uitgestrekte gebieden en oceanen van plastic te ontdoen. En kunnen we de evolutionaire effecten (zoals uitsterving van soorten, inclusief menselijke ‘plastic’ ziektes) wellicht nog te beperken.

We moeten de afvalstromen nu echt aanpakken!

Een van de grote vragen tijdens de huidige crisis in onze leefomgeving, is de vraag hoe we in de toekomst om moeten gaan met afval. Alle groene zelf feliciterende campagnes over Recycling en Circulaire economie ten spijt: afval wordt wereldwijd nog steeds voor het overgrote deel gedumpt of verbrand.

In de Westerse landen zijn lokale gemeenten verantwoordelijk voor de verzameling van afval in hun gebied. Die focussen zich vooral op het afval van huishoudens, over bedrijfsafval hebben ze weinig zeggenschap. Volgens lokale verordeningen dienen burgers hun afval in aanzienlijke mate te scheiden (glas, papier, plastic, organisch en grof vuil). Van de burgers wordt dus veel tijd en inspanning verwacht om hun afval te sorteren en op verschillende locaties af te leveren. Huishoudens betalen aanzienlijke bijdragen via aparte belastingen voor de afval verwerking van hun huishouding.

Het afval van bedrijven wordt tegen betaling volgens nationale en lokale wettelijke voorschriften afgevoerd. Maar nadat de afvalstromen van bedrijven en huishoudens de lokale afvalverwerkende bedrijven hebben bereikt, gaat het zicht op het verdere verloop van het proces voor een groot deel verloren en wordt zelfs uitermate schimmig.

Nadat afval van consumenten en bedrijven de verzamelpunten hebben bereikt wordt het direct verbrand of via een netwerk van onderaannemers ‘verwerkt’. Met name dat laatste circuit kent wereldwijd een bijna Maffiose corrupte structuur. Veel geld vragen voor verwerking, maar feitelijk zo goedkoop mogelijk (vaak met valse documenten) ergens ter wereld op land of op zee dumpen. Er vindt veel export plaats van afval naar de Derde wereld, maar zelfs binnen Europa. Italianen dumpen hun afval in Portugese ‘landfills’.

Als je de afvalproblematiek in de toekomst fundamenteel duurzaam toekomstbestendig aan wilt pakken zullen de nationale overheden wettelijk in de allereerste plaats voor bedrijven een aantal keiharde principes vast moeten leggen:

  1. Een bedrijf blijft tot de uiteindelijke verwerking verantwoordelijk én aansprakelijk voor de door dit bedrijf wereldwijd uiteindelijk veroorzaakte afvallast: zowel voor grondstoffen, produktie- als voor verpakkingsafval. Afval moet een issue worden op het hoogste management niveau bij bedrijven.
  2. Het exporteren van afval naar andere landen wordt verboden, tenzij voor specialistische verwerking op basis van specifieke vergunningen per zending van het exporterende en het importerende land.
  3. Verbranding van afval moet lokaal direct leiden tot direct bruikbare energie- en warmte opwekking. De belastingen op CO2 uitstoot door afvalbedrijven moet de komende jaren exponentieel worden opgevoerd.
  4. Illegale afvoer en stort (ook door schepen) moeten niet alleen leiden tot torenhoge boetes, maar vooral tot persoonlijke aansprakelijkheidsstelling van de directies van bedrijven. Ze plegen immers aanslagen op de menselijke leefomgeving wereldwijd.

Deze principes moeten ertoe leiden dat bedrijven en afvalverwerkers gedwongen door hoge afvalkosten fors te investeren in alternatieve productiewijzen: minder en beter verwerkbaar afval. De invoering van deze regels op Europees niveau kan wereldwijd een enorme invloed hebben op de wijze waarop bedrijven en consumenten ook buiten Europa met afval omgaan.

Het verschuiven van de zeer hoge externe kosten van afval in de leefomgeving direct naar de veroorzakers zal de kosten van producten en diensten, en dus de marktprijs, aanzienlijk verhogen en een vermindering van het verbruik van uitermate vervuilende produkten tot gevolg hebben. En dat is ook de bedoeling: drie vliegen in een klap: minder consumptie, minder afval en meer werk lokaal in het verwerken van afval.

De externe kosten van afval kunnen niet langer een onderwerp zijn van ‘polderen’, vrijwillige convenanten, compromissen na eindeloze lobby-partijen of eindeloze fasering van de invoering van maatregelen. Argumenten over hogere kosten, verlies van werkgelegenheid, prijsstijgingen of vertrek van bedrijven naar andere landen moeten we gewoon terzijde durven schuiven. Er moet nu iets gebeuren.

Toeslagdrama: wie voelt zich echt verantwoordelijk?

Binnenkort zal worden vastgesteld wie de politieke verantwoordelijkheid moet nemen voor het drama van de toeslagenaffaire. Wellicht stapt symbolisch het hele kabinet wel op, ze kunnen dan immers toch gewoon doorregeren tot de verkiezingen in Maart. En de coalitie en de oppositie (Links en Rechts), uit op zetelwinst, kunnen daarnaast dan ook nog fijntjes PvdA leider Asscher ls ex-minister in de tang nemen, kost zijn partij weer veel zetels.

Hoe de politici dit onderling regelen is eigenlijk volstrekt oninteressant. Waar we benieuwd naar zouden moeten zijn is: wie vanuit het democratisch rechtssysteem en het overheidsapparaat zich toen en nu ook daadwerkelijk verantwoordelijk voelt voor de ronduit beschamende manier waarop een grote groep burgers de financiële afgrond in is gejaagd. Vele burgers is met geld en excuses niet meer te herstellen leed aangedaan.

Wie voelt zich op dit moment echt verantwoordelijk voor de uitzinnige disproportionele financiële doodstraffen op veelal simpele administratieve foutjes van burgers op overheidsformulieren?

  • De ambtenaren die de Participatiewet opstelden, waarin deze straf onontkoombaar was opgenomen?
  • De Minister die het wetsontwerp goedkeurde en liet goedkeuren door zijn collega’s in de Ministerraad?
  • De Raad van State die dit wetsontwerp goedkeurde?
  • De leden van de Tweede- en de Eerste Kamer die de wet goedkeurden?
  • De topambtenaren die de uitvoeringsregels opstelden?
  • De ambtenaren die de wet uitvoerden?
  • De meneer of mevrouw die met een druk op de computerknop de draconische boetes op de post deed?
  • De medewerkers van de belastingdienst die weigerden die burgers fatsoenlijk te woord te staan?
  • De inspecteurs van belastingen die alle bezwaarschriften afwezen?
  • De rechters die via rechtszaken de wet handhaafden?
  • De deurwaarders die namens de belastingdienst beslag legden?

Hier was sprake van een totaal gesloten systeem van overheidscultuur. De intentie om voortaan Fraude hard aan te pakken (opgejaagd door de Telegraaf), werd zwart/wit vertaalt in een robotregel voor ambtenaren. Foutje? Altijd snoeihard aanpakken. Dan verliest de burger zijn huis of werk maar. Dan valt het huwelijk van de burger maar uit elkaar. Dan wordt die vader maar dakloos. Dan moeten die kinderen maar naar de kinderbescherming.

Niet alleen een gesloten systeem van samenwerkende mensen in regering, parlement, ambtenarij en rechtspraak die de maatregelen uitvoerden en handhaafden, maar ook een systeem verschanst achter muren met eigen verdedigingslinies. Harde kritiek van een hoog college van staat, de Ombudsman? Laat maar lullen. Beroep bij de Raad van State – die dekken ons wel. Verhalen in de kranten, reportages op de televisie: 24-uurs nieuws, is morgen al weer voorbij. Klokkenluiders: vind ze en zet ze buiten de deur of promoveer ze naar de boekhoudafdeling.

Wie oh wie van deze ongetwijfeld duizenden dames en heren, parlementsleden, rechters, overheidsdienaren voelt zich ook werkelijk verantwoordelijk voor die jarenlange ellende? Tijdens de parlementaire enquête wees iedereen naar de verantwoordelijkheid van ‘de anderen’. Het leek Nürnberg wel.

Nogmaals: wie van deze mensen voelt zich verantwoordelijk en ligt ook echt wakker van alle ellende die hij of zij door hun eigen acties hebben veroorzaakt, ook al was het maar als radertje in het systeem. Wie schuift de verantwoordelijkheid niet weg met: zo was de wet of zelfs dat ze niets van de gevolgen van hun acties wisten.

Zoals mijn collega-auteur altijd weer roept: het kwaad wordt vaak in de wereld gebracht door de zgn. Goeden. Zij die alleen maar de regels uitvoeren en de ogen sluiten voor de gevolgen. En door hen die uit eigen belang wegkijken, nalatig blijven of door incompetentie en luiheid niet corrigerend optreden tegen systematische morele corruptie door door overheid.

Onze leefomgeving: Wij de lusten, Jullie de lasten

In de economische theorie is reeds decennia lang sprake van het begrip ‘Externe kosten’. Hiermee wordt bedoeld dat heel veel ‘kosten’ niet worden betaald door bedrijven, organisaties, overheden en burgers die ze veroorzaken. Deze kosten worden dus niet meegerekend in de prijzen van produkten en diensten. Indien deze kosten wel waren betaald of meegerekend dan waren de prijzen hoger geweest en/of de winsten lager. Het zou zomaar kunnen dat produkten of diensten dan door te hoge kosten niet eens meer leverbaar zouden zijn.

Bedrijven veroorzaken via vervuiling van grond, water en lucht veel externe kosten, die ze feitelijk niet betalen, hooguit als ze een keer wegens wetsovertreding een boete krijgen. Deze ‘kosten’ worden dus afgewenteld op de gemeenschap. Zo werd deze week bekend dat men 10 jaar na de brand in een chemische fabriek in Moerdijk nog steeds bezig is met het opruimen van de vervuilde grond.

Er is ook sprake van externe kosten als de kostprijs van een product of dienst niet integraal vanuit mondiaal perspectief wordt bepaald. Je kunt biomassa beschouwen als goedkope brandstof voor groene energie, tenzij je rekening moet houden met de milieueffecten van de houtkap van oude bossen in Letland. Een goed voorbeeld vormt ook de promotie van electrische auto’s. Indien de integrale internationale kosten van de produktie van de benodigde accu’s worden meegenomen, is het ‘milieuverbruik’ van electrische auto’s pas na vele jaren zuiniger dan auto’s die fossiele energie gebruiken. Bedrijven en overheden doen er alles aan om deze internationale kosteneffecten niet in hun maatregelen te verrekenen.

Een andere vorm van ‘externe kosten’ vormen de zware gezondheidskosten welke bedrijven veroorzaken vooral in derde wereldlanden. De oliewinning en open mijnbouw in Afrika (zeldzame metalen) worden ‘betaald’ door de lokale werkers. Hetzelfde geldt voor de textiel industrie in het Nabije en Verre Oosten.

Bedrijven en overheden veroorzaken ook externe kosten door kostenbesparingen (werkzaamheden) af te wentelen op de burgers. Een berucht voorbeeld zijn de banken die het grootste deel van de werkzaamheden rond bankrekeningen hebben verschoven naar de burger. De banken innen de arbeidsbesparing, de burger is een gratis werknemer geworden. Maar de overheid kan er ook wat van. Ooit wel een gepoogd aangifte bij de politie te doen? En denk eens aan de mantelzorg! Bedrijven en overheden houden heel vaak – veelal bewust- geen rekening met deze effecten.

Tot slot is er nog een vorm van externe kosten, ook wel alternatieve kosten genoemd. Bedrijven, overheden en burgers kunnen geld maar 1 x uitgeven. Zoals Noam Chomsky opmerkte in de NRC deze week: de miljarden van de overheid voor de ondersteuning van de banken (‘Wallstreet’) tijdens de financiële cisis van 2008, hadden ook aan het oplossen van milieuproblemen uitgegeven kunnen worden.

We zullen de bovengenoemde vormen van niet betaalde, ‘externe’ en ‘alternatieve’ kosten beschouwen in een volgende serie artikelen over de dramatische verslechtering van onze leefomgeving.

Narcistische en psychopatische leiders

Beatrice de Graaf (hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen), spreekt in de NRC (4 dec.jl.) over ‘de demonische kracht van het charisma’, over charismatische leiders ‘die vooral van zichzelf houden’, met als voorbeelden Trump, Poetin en Johnson. Indirect verwijst ze naar Baudet en naar Fortuijn, charismatische leiders ‘ter rechts populistische zijde’ en vraagt zich met de historicus David A. Bell af (Men on Horseback, 2020) ‘hoe democratisch dat soort leiders werkelijk zijn’. Volgens Bell zou er sinds eind 18e eeuw een nieuw soort charismatische leider zijn opgestaan: George Washington, Napoleon, Simon Bolivar, heroïsche ‘mannen te paard’, ‘militaire verlossers’. In de meest moderne geschiedenis kan men daar een lange rij aan toevoegen: Mussolini, Hitler, Stalin, Franco, Mao, Pol Pot, Kadhaffi, Saddam Hoessein, Bin Laden, e.a. En minder dodelijk: Erdogan, Berlusconi, Bolsonaro, Loekasjenko, ea.

Zoals goede historici betaamt is hun perspectief op historische leiders analytisch-politiek, met de focus op de maatschappelijke impact van een politieke leiders en hun rol in de internationale machtsverhoudingen. Maar daarmee blijven historici met hun ‘level of analysis’ ook op een abstract niveau hangen. Het drama in de geschiedenis blijft vaak sociologisch conceptueel, het gevloeide bloed blijft statistiek, het geleden slachtofferleed blijft koel en cognitief empathisch beschreven. De beperkte verwijzing naar de persoonlijkheid van dit type heroïsche leiders zit in het woord charisma. Charismatische, populistische leiders die een zeer persoonlijke, betoverende aantrekkingskracht hebben op het volk.

Er is iets aansprekends in hun wijze van speechen, hun taalgebruik, hun lichaamstaal, hun simplistische revolutionaire ideeën en oplossingen voor de grote problemen van hun tijd. Wat er achter dat charisma zit, wat het doet tikken, daar wagen de Graaf en Bell zich niet of nauwelijks aan. En dat is jammer want het is nog altijd de persoonlijkheid en de persoonlijke geschiedenis die in hoge mate bepaalt hoe een mens tegen de wereld aankijkt en daarin handelt. Ook in zijn politieke handelen. In die zin wordt het soort leiderschap in de 19e eeuw niet opnieuw uitgevonden met een opkomend nieuw type charismatisch leiderschap, zoals Bell beweert. Nee, charismatisch/populistisch leiderschap heeft altijd al onder heersers bestaan, alleen de historische context was anders. Men duidde hun gedrag destijds anders omdat er nog geen kennis bestond omtrent persoonlijkheidsleer, psychopathologie en, in het geval van charismatisch /populistische leiders, kennis van de Narcistische en AntiSociale Persoonlijkheidsstoornis(NPS/ASPS) en degenen met sterke trekken daarvan die gewoonlijk worden aangeduid als narcisten en gepsychopatiseerden*.

Moderne historici zouden op zijn minst gebruik kunnen maken van die psychopathologische kennis om inzicht te krijgen in wat een charismatisch populist drijft, onder welke specifieke omstandigheden hij politieke macht kan krijgen, hoe hij zijn hofhouding samenstelt, hoe hij ‘de wonden van het volk’ bespeelt, hoe en met welke middelen hij zijn ingroup- en outgroup-vijanden en als vijandig beschouwde instituten manipuleert, hoe hij zijn persoonscultus ontwikkelt, ed.

Historici doen dat beschrijvende wijze wel maar niet op een verklarende wijze vanuit het psychopathologische mechanisme dat achter het gedrag van de NPS/ASPS-leider steekt: het lege valse zelf, de gecompenseerde minderwaardigheidsgevoelens, het emotioneel-empathisch onvermogen, de ongedifferentieerde en geprojecteerde wrok en wraakgevoelens, het hermetisch onbereikbare en onbeïnvloedbare denksysteem, dat alles wat zijn expressie krijgt in zijn politieke ideeën en handelen. En die ideeën konden wel eens erg weinig te maken hebben met politiek, waarbij politiek alleen het ‘toevallige speelveld’ is waarop de NPS/ASPS zijn psychopathologie uitleeft.

Er zijn vele maatschappelijke velden waarop iemand met een NPS/ASPS kan spelen. Zo zijn er sektarische spirituele leiders (van het type Jim Jones), business leiders (bv. binnen de Lehman-Brothers bank), extreem activistische leiders (bv. binnen de anti-rascisme beweging, zoals R.DiAngelo) die grote persoonlijke en maatschappelijke schade veroorzaakten. En dan is er nog het meer individuele speelveld: het terroristen speelveld, het Hollywood-speelveld, en het speelveld in de kunst-, sport- en mediawereld, elk met hun bekende grandioze iconen. 

Waar Hannah Arendt spreekt van totalitarisme als een politiek systeem zou men met de psychopathologische bril van de NPS/ASPS kunnen spreken van een totalitaire persoonlijkheid met een kwaadaardige politieke spin-off. Waar de Graaf terecht spreekt van het volk als applausmachine voor de charismatisch leider zou men kunnen spreken van het (gewonde) volk in regressie naar de bedrieglijke simpelheid van de NPS/ASPS-leider. Het grandioze, dramatische type NPS/ASPS kan het volk nog wel zien. Maar het ziet niet de andere subtypes: de kwaadaardige gepsychopatiseerde narcist (liegen, bedriegen, stelen, intimideren, manipuleren), de verborgen narcist (‘de wereld ziet mijn voortreffelijkheid niet’) en de communale narcist (‘kijk mij eens goed doen voor de gemeenschap, mensen’). 

De stelling die ik hier verdedig is dat de grootste bedreiging voor de democratie (en misschien wel voor de mensheid) komt van extreem rechts en extreem links, in combinatie met een ‘charismatisch leider’ met een Narcistisch/Antisociale Persoonlijkheidsstoornis of sterke trekken daarvan.

* De taxonomie van de psychopathologie is omwille van het lezersgemak vereenvoudigd. Narcisme kan men zich dimensioneel voorstellen, van gezond narcisme tot het ernstig klinische beeld van de Narcistische persoonlijkheidsstoornis met tussenliggende varianten en mengbeelden. Idem Antisociaal, van lichtelijk onaangepast tot een ernstige Antisociale persoonlijkheidsstoornis.

Zie ook: 

  • Diagnostic and Statistical Manual 5 (DSM5, handboek psychiatrie).
  • Weet je wel wie ik ben? De geschiedenis van de arrogantie’, Ari Turunen, 2011/16, (socioloog, politicoloog).
  • You Tube: Psychiatrist: Donald Trump is dangerous. (dr.L.Cruz,‘A Clear and Present Danger: Narcissism in the Era of Donald Trump).
  • Narcissim vs Narcisistic Personality Disorder (Med Circle).
  • The four Types of Narcissism (dr.R. Durvasula).
  • Webnotities.nl: Trumpgate; Narcistische rovers; Intimiderend en dienend leiderschap.

Onze toekomstige leefomgeving (3): buiten de grote steden

In tijden van rampspoed vluchten de Rijken naar het platteland. Ook dit jaar ontvluchtten ze de grote steden, toen duidelijk werd dat sprake was van een Corona pandemie op wereldschaal. Overal ter wereld kochten ze goed beschermde buitenverblijven. Maar natuurlijk wel met behoud van hun lifestyle…

De geschiedenis toont echter aan dat ze gelijk hebben. In perioden van grote omwentelingen kunnen mensen zich buiten de grote steden beter handhaven. De ervaring van het afgelopen jaar met de pandemie, de verregaande aantasting van onze aardse leefomgeving, de wereldwijde instabiele politieke en economische situatie, zou voor de vooruitzienden onder ons de aanleiding kunnen vormen proactief ook de grote steden nu al de rug toe te keren en naar de provincie (-steden) te verhuizen.

Ik verwacht sowieso dat de toekomst tot een terugkeer naar kleinere lokale gemeenschappen zal leiden. De grote steden zullen een toenemende bron van sociale chaos gaan vormen. Zoals de Engelse krant de Guardian recent schreef: ‘de pandemie heeft in de grote steden de verarming, de ongelijkheden en de structurele politieke onrust meer dan ooit bloot gelegd’. Teveel mensen, te klein behuisd met te weinig onderlinge sociale verbondenheid. De grote steden zullen in de toekomst daarnaast ook nog gevoeliger worden voor technologische verstoringen, denk aan de elektriciteitsvoorziening, telecom-storingen telefoon en internet, de pin-netwerken van de banken, de afvalverwerking en de distributie en het transport van voedsel.

We zullen in de toekomst allemaal een behoorlijk deel van onze welvaart in moeten gaan leveren binnen een kader van ook nog eens hogere belastingen, minder overheidsvoorzieningen en verdergaande digitale bureaucratisering van de overheid. We kunnen in die situatie buiten de grote steden onze autonomie beter en veiliger behouden, minder consumptief (en minder competitief) wonend en werkend, met een kleinere onvermijdbare ecologische voetprint. Machteloosheid kan dan in ieder geval plaats maken voor actief lokaal handelen.

Ik schets absoluut geen ideaalbeeld, maar een mijns inziens onvermijdbare ontwikkeling. We verkleinen onze eigen leefwereld, maar we krijgen er wel wat voor terug: schonere lucht om te ademen en ruimte om te wonen. We kunnen ons weer vestigen in gemeenschappen met echte mensen om ons heen, in plaats van te leven via beeldschermen in virtuele netwerken. Net als Neo in de film ’the Matrix’: terugkeren naar een menselijk leven op menselijke schaal in de echte werkelijkheid. Minder individualistisch dat wel. Dat eist echter wel een ruimer denkend toleranter, minder geopinieerd ego en een behoorlijke portie welwillendheid jegens anderen.

De vernietiging van onze leefomgeving (2): Wegkijken kán

Je kunt voor de (toekomstige) werkelijkheid van de wereld, ecologisch en maatschappelijk, steeds weer wegkijken, je ogen helemaal sluiten of over gaan tot de orde van de dag, zodat deze je niet dagelijks lamlegt. Immers, als je te lang in de afgrond kijkt, kijkt de afgrond ook in jou (Nietzsche). Maar door in de afgrond te kijken kun je ook ervaren met welke omstandigheden je in je leven rekening moet houden!

Een aanzienlijke meerderheid van de burgers zal de nieuwe werkelijkheid negeren, ontkennen, lippendienst bewijzen, geen rol in hun dagelijks leven laten spelen of een houding aannemen van: na mij de zondvloed. Kennis leidt niet automatisch tot actie, dat zie je ook tijdens deze Corona crisis. Wat er bijvoorbeeld in de rest van Europa of in Amerika gebeurd speelt nu al nauwelijks een rol in al die semi-lockdown discussies. In Nederland protesteert de horeca nog steeds, in Duitsland gaan zelfs de winkels al weer op slot.

Ten aanzien van de opwarming- en de bedreiging van onze leefomgeving zullen de nationale overheden niet voldoende actie ondernemen (behalve steeds weer nieuwe plannen maken), ook niet in internationaal verband. De macht van de economische partijen en de behoudzucht van de meeste burgers maken dit onmogelijk. De Lobbyisten in hun kostuums, de Boeren met hun tractoren, de Autolobby, de Populisten: iedereen staat klaar om actie te voeren tegen noodzakelijke maatregelen. Moeilijk te reguleren internationale bedrijven zullen marketingtechnisch (pure propaganda) hun straatje groen wassen. Tegen al die behoudzuchtige partijen kunnen geen actievoerders voor een schonere wereld weinig uitrichten.

Tenzij hele drastische maatregelen worden genomen zoals bijvoorbeeld het dreigen met sluiten van de top tien vervuilers in Nederland, zal het grote bedrijfsleven slechts mondjesmaat in technologische oplossingen investeren. En mocht dit te duur worden dan verhuizen die naar een minder ‘veeleisend’ land’. Technologie kan behulpzaam zijn, maar zal ons ook niet redden. Want er is steeds weer de vraag: ‘wie gaat dat betalen’ en de vraag is zelfs of die investeringen zinvol zijn, als er over onze grenzen weinig gebeurd.  

Een bijkomend effect (voer voor populisten) is dat de klimaatverandering en andere vervuiling een permanente extra stroom, nu van klimaatvluchtelingen, op gang zal brengen vooral naar Noord-Europa en Noord-Amerika. De Corona crisis heeft economisch grote gaten geslagen in Zuid Europa. Op dit moment al vertrekken Europese migranten en zelfs geaccepteerde asielzoekers uit het Zuiden naar het Noorden, waar ze werk en betere voorzieningen hopen aan te treffen. De overbevolking in ontwikkelingslanden met klimatologisch escalerende problemen (water- en voedselvoorziening) zal hieraan in belangrijke mate bijdragen. 

We zitten dus als kikkers op een hele grote opwarmende bakplaat. We kunnen persoonlijk daar niet aan ontsnappen, maar wel de hoekjes zoeken waar we nog met enige vreugde en voldoening zelf en met anderen een relatief stabiel leven kunnen proberen te leven. We hebben persoonlijk geen morele plicht om als machteloos slachtoffer de verandering van onze leefwereld te ondergaan.

Vanuit welke optiek dan ook, lijkt de enige mogelijke weg om onze levens in de toekomst vooral in lokale- en regionale gemeenschappen vorm te geven, omdat we alleen op die wijze nog enige rechtstreeks invloed op onze leefomstandigheden zullen kunnen uitoefenen.