De moderne Europese mens is niet christelijk religieus meer. Die gelooft misschien wel in een kosmisch iets, maar niet meer in de God van de bijbel. Het zondagse bezoek van een kerk lijkt, ook in andere Europese landen, vooral een sociaal gemeenschappelijk gebeuren te zijn geworden.
We zijn de afgelopen honderd jaar langzamerhand een andere religie gaan aanhangen, een geloof waarbij de mens zelf centraal staat, rond de begrippen: vrijheid, individu, gelijkheid, democratie, vrije markt en werk, waarbij als doel van het leven het streven naar een individueel gelukkig leven centraal staat (1). Voor die religie is geen consistent verhaal beschikbaar of een heilig boek. Een ieder moet dat verhaal op eigen wijze invullen. De vraag is dan natuurlijk wel wat we dan geloven rond die begrippen en wat we als een gelukkig leven beschouwen.
De filosoof Isaiah Berlin definieerde het begrip vrijheid enerzijds in traditioneel negatieve zin: vrij zijn van …. Niet gehinderd worden door machten of krachten buiten jezelf om je eigen leven vorm te geven. Eenvoudigweg: niet beperkt worden door anderen in de samenleving. Maar wel onder de voorwaarde dat je de ander niet in zijn vrijheid beperkt of schaadt. Het traditionele liberale vrijheidsbegrip.
Maar Berlin formuleerde anderzijds het begrip vrijheid in positieve zin: vrijheid waartoe? Wat willen we als mens doen met die vrijheid? Op dit punt lopen de geloofsrichtingen tussen moderne mensen als een waaier uiteen. Want het vorm geven van een vrij leven is gebaseerd op datgene wat we als mens van essentiële waarde achten om een gelukkig leven te kunnen leiden. Maar tussen mensen bestaat een groot verschil in de waarden die ze als waardevol ervaren.
Een tweede pijler in het nieuwe moderne geloof is dat ieder mens een uniek individu is die zijn leven in vrijheid op basis van die volstrekt eigen authenticiteit vorm moet geven. Dat betekent wel dat we die authenticiteit, dat unieke zelf, in onszelf eerst moeten leren ontdekken en daarna een vorm van gelukkig leven moeten leren ontwikkelen die bij die authenticiteit past.
De derde pijler betreft de volstrekte gelijkheid tussen mensen. Op dit punt bestaan aanzienlijke geloofsverschillen. Want wat betekent gelijkheid? Gelijkheid voor de wetten van de gemeenschap, gelijkheid van kansen, gelijkheid bij behandeling door derden of bijvoorbeeld gelijkheid in maatschappelijke positie en inkomen? Het probleem daarbij is dat, als tussen mensen sprake is van verschillen in bezit en macht, er automatisch sprake is van ongelijkheid.
Het vrije, aan anderen gelijke unieke individu kan alleen maar zijn leven vorm geven in een samenleving die de grondrechten van haar burgers garandeert, en dus rechtsbescherming en veiligheid biedt. Dat is alleen mogelijk in een democratie, waarin de burgers hun eigen bestuurders kiezen. Maar al is dat het geval: ook democratieën functioneren feitelijk op heel verschillende wijzen waarbij meerderheden minderheden kunnen benadelen en minderheden zelfs toch hun keuzen kunnen opleggen aan meerderheden. Kortom: er bestaan grote verschillen in opvatting van wat een democratie eigenlijk behelst.
Op deze vier pijlers van het moderne geloof rust de wereld van ons dagelijks leven waarin werk centraal staat, niet alleen om je brood te verdienen maar ook om je plek in de wereld te markeren. Wat voor werk we doen is onze belangrijkste identiteit (wat doe je?..). Dat werk wordt uitgeoefend binnen een inmiddels wereldwijd economisch organisatiesysteem van vrije markten en particuliere ondernemingen. De vrije private markt als enige juiste economische organisatievorm is inmiddels wereldwijd een orthodox absoluut geloofsartikel geworden, ook al vertoont het al enige tijd forse scheuren.
Tot slot is er de ondergrond voor de geloofspijlers en ons dagelijks werkende leven. Dat is de visie op de kosmische werkelijkheid van wetenschap en technologie, voortgekomen uit de Europese filosofische ideeën van de Verlichting sedert het midden van de 18e eeuw.
Op alle bovengenoemde onderdelen van de nieuwe religie van de moderne Europese mens wil ik in komende artikelen ingaan.
(1). Deze indeling is in belangrijke mate gebaseerd op het nieuwe boek van Andreas Kinnegin: De onzichtbare maat – archeologie van goed en kwaad (2020).