Alleen vrije markten brengen welvaart (wat we geloven 4)

De vrije markt. Dat klinkt nog altijd goed. Vrij en markt. Maar wat houdt die term feitelijk in?

De vrije markt kent volgens de filosoof Adam Smith (‘The wealth of Nations’ – 1776) een onzichtbare hand (sturing). Hij duidde hij op de ervaring dat ongehinderde coördinatie tussen consumenten, private handelaren en – fabrikanten van vraag en aanbod van goederen en diensten, hoe chaotisch dat ook op het eerste gezicht lijkt, tot de beste resultaten voor alle partijen leidt. Een centrale sturing van het economisch leven door een overheid werkt niet, zo is  vele malen gebleken (in Sovjet Rusland bijvoorbeeld of in China voor 1990). Als economisch coördinatie-mechanisme is de vrije markt ongeëvenaard. Voor alle goederen en diensten, ook de criminele, komt ergens wereldwijd wel tussen aanbod en vraag een prijs en een transactie tot stand.

Adam Smith pleitte ook voor vrijhandel tussen landen. Doordat ieder land zich specialiseerde in bepaalde produkten (zijn voorbeeld: Portugal in wijn, Engeland in textiel) waren landen qua welvaart beter af dan als sprake was van handelsbelemmeringen door de overheid. Tot ver in de twintigste eeuw was de markt tussen de meeste landen helemaal niet vrij. Pas in de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam werkelijk wereldwijd een systeem van vrijhandel op gang. Vrijhandel heeft wereldwijd inderdaad tot ongekende materiële welvaart geleid, zoals Adam Smith voorspelde.

Je kunt echter het vroegere noch het huidige kapitalisme gelijk stellen aan de ‘vrije markt of vrijhandel´. Dat is er maar een onderdeel van. Want de kern van het kapitalisme wordt gevormd door het private bezit van produktie-, handels- en dienstenbedrijven. En dus van economische machtsverhoudingen tussen de bezittende ondernemers/kapitalisten en de werkenden in die privé bedrijven. De industriële revolutie in de 19e eeuw leidde derhalve tot de opkomst van werknemersorganisaties om de arbeidsomstandigheden en betaling van werkenden te verbeteren. Een machtsstrijd die pas in de jaren zestig van de vorige eeuw werd beslist in een min of meer stabiel systeem van rechten van werkgevers en rechten van werknemers. Een evenwicht dat door de globalisering van de economie volledig verloren is gegaan.

Een andere ontwikkeling (die we nu ook weer zien optreden) is dat succesvolle private bedrijven streven naar een monopolie (als dat lukt) om qua prijzen en winstgevendheid minder afhankelijk te zijn van de ‘vrije markt’ en minder last te hebben van concurrentie. In het begin van de twintigste eeuw leidde dit al tot het opbreken door de Amerikaanse overheid van de grote spoorweg -, olie- en telefoonmaatschappijen. Immers monopolies leiden tot beperking van het aanbod en/of zeer hoge prijzen voor consumenten. Maar of dat in deze tijd weer zal lukken, bijvoorbeeld met de farmaceuten is maar de vraag.

Het huidige neoliberale kapitalistisch economisch systeem is in de jaren tachtig – nog geen veertig jaar geleden! – ontstaan door het wereldwijd vrijmaken van de kapitaalmarkten (periode Reagan/Thatcher). Dat was het startpunt voor de economische globalisering. Pas vanaf die tijd kregen ook de aandelenbeurzen de centrale rol die ze nu economisch spelen. Na de tweede wereldoorlog vormden de beurzen tot die tijd slechts een wat gezapig mechanisme voor particuliere beleggers.

Inmiddels is het huidige neoliberale economisch systeem zo diep in onze belevingswereld doorgedrongen, dat we geloven dat er geen alternatief is voor het huidige systeem. De jongere generaties hebben nooit een ander systeem gekend.

Maar het wereldwijde kapitalistische systeem is uitermate instabiel gebleken (denk ook aan de financiële crisis van 2008). Zie het vervolg artikel.

We moeten streven naar nuttigheid (wat we geloven 3)

Eind 18e eeuw werd filosofisch niet alleen de idee over de menselijke vrijheid algemeen omarmd maar ook het idee van nuttigheid als moreel kernbegrip voor het menselijk handelen. De Engelsman Jeremy Bentham (en anderen) poogden ‘wetenschappelijk’ vast te stellen op welke wijze de mens en de menselijke samenleving het gelukkigst zou kunnen worden.

Wikipedia omschrijft het utilitarisme als een ethische stroming die de morele waarde van een handeling afmeet aan de bijdrage die deze handeling levert aan het algemeen nut, waarbij onder algemeen nut het welzijn en geluk van alle mensen wordt verstaan. Ieder mens handelt volgens Bentham uiteindelijk van minuut tot minuut slechts vanuit het basismotief: pijn vermijden en plezier verwerven. Dus nuttig is wat de aftreksom van plezier en pijn zoveel mogelijk maximaliseert. Dat geldt ook voor de samenleving als geheel: een overheid moet streven naar de maximale aftreksom van plezier en pijn voor alle burgers tezamen. Bentham deed allerlei tevergeefse pogingen om wetenschappelijke rekenmodellen te ontwikkelen om die nutsmaximalisatie uit te kunnen rekenen.  

Het morele nuttigheidsbegrip over gelukmaximalisatie heeft op de ideeën van de moderne Europese mens een enorme invloed gehad. Maximalisatie van ‘nut’ zowel door individu als overheid heeft tot veel vanzelfsprekendheden geleidt, waarvan we niet eens meer weten dat het kwestie van geloof is, onderdeel van onze nieuwe religie:

  • Zoveel mogelijk winst tegen zo gering mogelijke kosten (winstmaximalisatie);
  • Zoveel mogelijk resultaat met zo weinig mogelijk middelen (efficiency);
  • Zoveel mogelijk zaken kunnen kopen tegen de laagste prijs (consumentisme);
  • Zoveel mogelijk verdienen met zo weinig mogelijk inspanning (monopolies);
  • Zoveel mogelijk standaard produkten en diensten te leveren door bedrijfsleven en overheid om kosten te beperken (standaardisatie);
  • Zoveel als mogelijk kwaliteit van produkten en diensten uitdrukken in meetbare getallen omdat kwaliteit geld kost;
  • Zoveel mogelijk banen van werknemers standaardiseren om het meeste resultaat per minuut arbeidstijd te krijgen (protocoliseren) 
  • Zoveel mogelijk machines en computers inzetten om de kosten van arbeid zo laag mogelijk te houden (automatiseren);
  • Zo weinig mogelijk tijd besteden aan onnuttige zaken;
  • Haast hebben werd nuttig. Tijd werd geld. Et cetera.

Voor de 19e -eeuwse handelaren en fabrikanten was de nuttigheidsfilosofie van Bentham de opmaat naar het versnellen van de industriële revolutie welke werd aangedreven door wetenschap en technologie. Bentham c.s verschaften de morele rechtvaardiging voor hun materialistische amorele handelen, welke de Christelijk religieuze geloofsovertuigingen hun onthielden.

In de tweede helft van de 19e eeuw waren de ideeën over vrijheid en nuttigheid inmiddels gemeengoed geworden bij de progressieve burgerij. De politieke basis voor het denken van de (toen nog als radicaal beschouwde) liberalen. Honderd jaar later is nuttigheid inmiddels een dogma van ons nieuwe economisch geloof geworden.

We geloven vaak zelfs niet meer in wetenschap of wetenschappers (wat we geloven 2)

De rationale visie van de Verlichting bracht ons wetenschappelijke kennis van de materiele werkelijkheid en praktische technologische knowhow. Maar de rede kon weinig met de andere twee werkelijkheden, waarmee wij als mensen altijd  te maken hebben: die van de onderlinge menselijke relaties en daar direct mee samenhangend: de wereld van de menselijke ideeën over die drie werkelijkheden. Maar de wetenschapsbeoefening zelf werd wel door de ideeën over de werkelijkheid beïnvloed welke een grote invloed hadden op de mensen die wetenschap beoefenden.

De massale toestroom van studenten naar de universiteiten veroorzaakte een ongekende schaalvergroting van de universiteiten. Het bedrijfsmatige model dat economen toen ook voor de universiteiten zelf begonnen te propageren, betekende dat de managers/technocraten de besturing van het wetenschapswerk overnamen. Tegenwoordig is het grootste deel van de wetenschapsbeoefening gericht op winstgevende toepasbaarheid – op mogelijk profijt. Veruit de meeste wetenschappers hebben geen vaste sinecure meer van waaruit ze vrijelijk kunnen bepalen wat ze willen onderzoeken. Onderzoek moet betaald worden en wie betaalt bepaald.

Daardoor is wetenschappelijk onderzoek slechts een middel geworden om nuttige profitabele produkten te ontwikkelen, welke in de vrije markt geëxploiteerd kunnen worden. Vooral de natuurwetenschappen zijn inmiddels diepgaand gecorrumpeerd door de grote bedrijven, niet in de laatste plaats door wetenschappers die zich hier uiterst profitabel voor laten lenen. Het leidde ook tot de huidige enorme productiviteitsdruk op-  en de publicatie- en profileringsdrang van wetenschappers. Wetenschap is dus bepaald niet meer waardenvrij noch is enigerlei integriteit (behalve op papier) gewaarborgd. 

Het is in deze ambiance dat wetenschappers en persbureaus van universiteiten voor het grote publiek hun gezag verloren, ‘geholpen’ door de massamedia. Nog altijd verkondigen wetenschappers dat niet wetenschappelijk bewezen uitspraken subjectief zijn. Dat waarheden die niet betrekking hebben op de materiele wereld relatief zijn en cultureel bepaald. Dat dat soort waarheden vooral ’talig’ is, en feitelijk betekenisloos. Geen wonder dat een groot deel van de burgers er inmiddels van overtuigd is dat alle waarheidsclaims subjectief en relatief zijn, ook wetenschappelijke. Behalve natuurlijk hun eigen overtuigingen.

Metafysica en Ethiek als onderdeel van de Filosofie verdwenen na de Tweede Wereldoorlog van de universiteiten. Immers er waren in de visie van de ‘harde wetenschap’  geen  algemene uitspraken mogelijk over het doel van de kosmos, over moraal en onderliggende ethiek: over hoe een mens moet leven of hoe mensen moeten samenleven. Filosofie en ethisch-morele oordelen werden onderdeel van gespecialiseerde deskundigen, die dan wel geen ware uitspraken konden doen, maar slechts de weegschaal konden optuigen voor ‘maatschappelijke discussie’. Statistisch onderzoek werd het middel om overtuigingen van burgers te inventariseren, ‘nudging’ via publiciteitscampagnes (Sire etc.) om burgers een beetje naar maatschappelijk aanvaardbaarder overtuigingen te duwen. 

Wat helemaal niet meer past in het harde productieve plaatje van de wetenschap zijn de ervaringen van 130 generaties Europeanen sedert de oude Grieken, van 2500 jaar Europese beschaving. Wetenschap en kennisverwerving richt zich in de eerste plaats nog op de toekomst.

Vergeten zijn de kern overtuigingen uit het Griekse, Romeinse en Christelijke denken van al die eeuwen:

  • dat we transcendente wezens zijn die zich altijd zullen afvragen ´waartoe wij op aarde zijn´, waarom er ‘iets’ is in plaats van ‘niets’, wat onze betekenis is in de kille kosmos. Dat we elkaar daar altijd verhalen over zullen blijven vertellen ook al beschouwen wetenschappers dat als een weinig volwassen behoefte.
  • dat de mens gemakkelijk geneigd is tot kwalijk gedrag jegens anderen, als hij zich slechts laat leiden door zijn de menselijke begeerten, waaronder vooral ook de hang naar status (en roem). We willen wel gelijk zijn, maar vooral ook beter dan de ander. Een hogere positie op de apenrots.

In de pre-industriële Europese cultuur hielden filosofen zich eindeloos met dit soort vragen bezig. Niet alleen met God, maar vooral ook met de mens. Meer dan 50 gevoelens/emoties werden onderscheiden welke optreden als motief en gevolg van handelingen van – en tussen mensen. De meeste van die beschrijvingen staan tegenwoordig alleen nog in woordhoekjes van kranten. De jongere generaties zijn er niet meer mee bekend. Maar zij zouden die beschrijvingen van gedrag en emoties nog altijd prima herkennen als wat specifiekere en diepgaandere invulling van ‘leuk’ of ‘niet leuk’. 

We geloven niet in het kille wereldbeeld van de wetenschap (wat we geloven 1)

De ontwikkeling van de empirische wetenschap en de daaruit voortvloeiende kennis en technologie heeft het wereldbeeld van de Europese mens fundamenteel gewijzigd. De wetenschap heeft de kosmos, de wereld en de mens zelf tot materie verklaard. Ook de mens bestaat slechts uit chemische stoffen waarin leven is ontstaan.

De kosmos is het resultaat van een oerknal, het leven op aarde een gevolg van natuurlijke evolutionaire ontwikkeling, de mens een ge-evolueerde hominidae (mensaap). Ons bewustzijn vormt slechts een immanent natuurkundig verschijnsel voortkomend uit ons brein.

De kosmische ontwikkeling heeft geen doel, materie is altijd onderhevig aan entropie (verval), iedere vorm van leven wordt slechts voortgedreven door de inherent aan leven energetische kracht van de voortplanting.

Alleen op rigide wetenschappelijke wijze verworven kennis kan als waarheid worden aangenomen. Vragen die niet op wetenschappelijke wijze onderzocht kunnen worden, betitelt de wetenschap als betekenisloos.

Over de mens en de menselijke samenleving kan op grond van biologie (o.a. genetisch), gedragskundig, sociologisch en psychologisch feitelijke kennis worden verworven, vooral op grond van natuurkundig, biologisch- en statistisch onderzoek. De menselijke wereld van de ideeën (religie, filosofie, ethiek en moraal, normen en waarden etc.) worden als subjectief bestempeld: daar kan de wetenschap geen uitspraken over doen.

Kortom de mens is wetenschappelijk gezien een doelloos uit sterrenstof voortgekomen mensaap, die zichzelf op grond van zijn bewustzijn en zijn onontkoombare dood zichzelf – al voortplantend –  reeds tientallen eeuwen betekenisloze vragen stelt en al dan niet met anderen gedeelde subjectieve ideeën en opvattingen heeft over de wereld waarin hij of zij leeft. Immers van die ideeën kan de waarheid wetenschappelijk niet worden vastgesteld. De wetenschappelijke opvatting van de wereld is nihilistisch, waarden-loos.  

Geen mens kan met dit kille betekenisloze mechanistische wereldbeeld zijn leven vormgeven. Dus gebruikt de mens zijn enorme menselijke verbeeldingskracht om een eigen wereldbeeld te scheppen. We geloven simpelweg iets anders, dan de wetenschap ons voorhoudt. We creëren onze eigen waarheid op grond van onze eigen ideeën op basis waarvan we ons leven wel betekenis kunnen geven. Want dat is inmiddels wel een wetenschappelijke en filosofische waarheid die diep in het bewustzijn van de moderne Europese mens is doorgedrongen: ons leven heeft slechts de betekenis die we er zelf aan geven.

De filosofische kritiek op dit kille wereldbeeld kwam al vroeg in de 19e eeuw tot stand, in eerste instantie in Duitsland: de Romantische beweging. Een citaat uit Wikipedia: ‘Tegenover het rationalisme van de Verlichting stelden de vroege romantici, zoals Friedrich Schiller en daaraan voorafgaand Johann Gottfried Herder, dat het kennen van de mens dieper reikte dan wat de zintuiglijke waarneming gewaar kon worden. De werkelijkheid achter de materiële verschijningsvormen was een geestelijke dimensie waaruit zij was voortgevloeid’.

De sterk aan menselijke verbeelding en -gevoelens gerelateerde filosofie van de Romantiek als antithese van de over-rationele Verlichting, vormde de basis voor allerlei bewegingen en filosofische stromingen sedertdien, waaronder de cultuurrebellie in de jaren zestig en de New Age achtige stromingen vanaf dien tot op heden, waaronder de visie op de unieke authenticiteit van het individu. Een idee waar we in latere artikelen nog verder op terug zullen komen.

Wat geloven we tegenwoordig (wel of niet)?

De moderne Europese mens is niet christelijk religieus meer. Die gelooft misschien wel in een kosmisch iets, maar niet meer in de God van de bijbel. Het zondagse bezoek van een kerk lijkt, ook in andere Europese landen, vooral een sociaal gemeenschappelijk gebeuren te zijn geworden.

We zijn de afgelopen honderd jaar langzamerhand een andere religie gaan aanhangen, een geloof waarbij de mens zelf centraal staat, rond de begrippen: vrijheid, individu, gelijkheid, democratie, vrije markt en werk, waarbij als doel van het leven het streven naar een individueel gelukkig leven centraal staat (1). Voor die religie is geen consistent verhaal beschikbaar of een heilig boek. Een ieder moet dat verhaal op eigen wijze invullen. De vraag is dan natuurlijk wel wat we dan geloven rond die begrippen en wat we als een gelukkig leven beschouwen.

De filosoof Isaiah Berlin definieerde het begrip vrijheid enerzijds in traditioneel negatieve zin: vrij zijn van …. Niet gehinderd worden door machten of krachten buiten jezelf om je eigen leven vorm te geven. Eenvoudigweg: niet beperkt worden door anderen in de samenleving. Maar wel onder de voorwaarde dat je de ander niet in zijn vrijheid beperkt of schaadt. Het traditionele liberale vrijheidsbegrip.

Maar Berlin formuleerde anderzijds het begrip vrijheid in positieve zin: vrijheid waartoe? Wat willen we als mens doen met die vrijheid? Op dit punt lopen de geloofsrichtingen tussen moderne mensen als een waaier uiteen. Want het vorm geven van een vrij leven is gebaseerd op datgene wat we als mens van essentiële waarde achten om een gelukkig leven te kunnen leiden. Maar tussen mensen bestaat een groot verschil in de waarden die ze als waardevol ervaren.

Een tweede pijler in het nieuwe moderne geloof is dat ieder mens een uniek individu is die zijn leven in vrijheid op basis van die volstrekt eigen authenticiteit vorm moet geven. Dat betekent wel dat we die authenticiteit, dat unieke zelf, in onszelf eerst moeten leren ontdekken en daarna een vorm van gelukkig leven moeten leren ontwikkelen die bij die authenticiteit past.

De derde pijler betreft de volstrekte gelijkheid tussen mensen. Op dit punt bestaan aanzienlijke geloofsverschillen. Want wat betekent gelijkheid? Gelijkheid voor de wetten van de gemeenschap, gelijkheid van kansen, gelijkheid bij behandeling door derden of bijvoorbeeld gelijkheid in maatschappelijke positie en inkomen? Het probleem daarbij is dat, als tussen mensen sprake is van verschillen in bezit en macht, er automatisch sprake is van ongelijkheid.

Het vrije, aan anderen gelijke unieke individu kan alleen maar zijn leven vorm geven in een samenleving die de grondrechten van haar burgers garandeert, en dus rechtsbescherming en veiligheid biedt. Dat is alleen mogelijk in een democratie, waarin de burgers hun eigen bestuurders kiezen. Maar al is dat het geval: ook democratieën functioneren feitelijk op heel verschillende wijzen waarbij meerderheden minderheden kunnen benadelen en minderheden zelfs toch hun keuzen kunnen opleggen aan meerderheden. Kortom: er bestaan grote verschillen in opvatting van wat een democratie eigenlijk behelst.

Op deze vier pijlers van het moderne geloof rust de wereld van ons dagelijks leven waarin werk centraal staat, niet alleen om je brood te verdienen maar ook om je plek in de wereld te markeren. Wat voor werk we doen is onze belangrijkste identiteit (wat doe je?..). Dat werk wordt uitgeoefend binnen een inmiddels wereldwijd economisch organisatiesysteem van vrije markten en particuliere ondernemingen. De vrije private markt als enige juiste economische organisatievorm is inmiddels wereldwijd een orthodox absoluut geloofsartikel geworden, ook al vertoont het al enige tijd forse scheuren.    

Tot slot is er de ondergrond voor de geloofspijlers en ons dagelijks werkende leven. Dat is de visie op de kosmische werkelijkheid van wetenschap en technologie, voortgekomen uit de Europese filosofische ideeën van de Verlichting sedert het midden van de 18e eeuw.

Op alle bovengenoemde onderdelen van de nieuwe religie van de moderne Europese mens wil ik in komende artikelen ingaan.

(1). Deze indeling is in belangrijke mate gebaseerd op het nieuwe boek van Andreas Kinnegin: De onzichtbare maat – archeologie van goed en kwaad (2020).

Als de Rente stijgt….?

De rente in de Eurolanden is al vele jaren zeer laag. Dat is een gevolg van bewust beleid van de Centrale Bank in Frankfurt. Altijd wordt vanuit Frankfurt gesteld: zolang de inflatie in de Eurozone gemiddeld niet boven de twee procent komt, is er geen aanleiding de rente te verhogen. Maar feitelijk voeren de bestuurders van dé bank deze politiek om een hele andere reden

Er is al jaren weinig aanleiding voor inflatie als het gaat over de wereldwijde vraag naar dagelijkse goederen. Let wel: vraag, niet behoefte. Immers de vraag wordt bepaald door het besteedbaar inkomen van mensen, niet door wat ze nodig hebben. Met een overvloed aan goedkope arbeidskrachten wereldwijd en voortdurend productievere technologie is er ruim voldoende aanbod van door consumenten gevraagde goederen. Alleen als de vraag hoog is en het aanbod laag stijgen de prijzen. Zoals nu in het geval is bij de produktie van computerchips. In Europa worden prijsstijgingen van dagelijkse goederen echter eerder veroorzaakt door de overheden (bijv. btw verhoging) dan door de markt.

Bij het huidige inflatieniveau van 1-2% zou de rente standaard ongeveer 3-4% moeten bedragen. Maar de feitelijke rente in de verschillende financiële markten is bijna nul of zelfs negatief. Dat is het gevolg van een enorme overvloed aan geld/kapitaal in de wereld. Dat heeft drie oorzaken:

Ten eerste. De financiële crisis van 2008 (als gevolg van wereldwijde commerciële financiële speculatie) is overal ter wereld opgevangen door de overheden via zware overheidsbezuinigingen en verhoging van overheidsschulden. Die schulden zijn door de Corona crisis nog eens fors extra gestegen.

De Centrale banken in de economisch hoogontwikkelde landen financieren die overheidsschulden door enerzijds de rente zeer laag te houden en anderzijds dagelijks veel nieuw geld in hun economieën te pompen. De Zuid- en Oost Europese landen, maar ook bijvoorbeeld Engeland, zouden zwaar in de problemen komen als ze op de enorme staatsschulden een hogere rente zouden moeten betalen. Daarom houdt de Europese Centrale Bank de rente laag in plaats van op 2-3% en pompt de bank daarnaast veel geld in de Europese economie.

Maar tegelijkertijd is wereldwijd een enorme overvloed aan spaargelden beschikbaar van een verouderende wereldbevolking. Er is dus geld in overvloed beschikbaar tegen een uiterst lage rente. Echter: er is relatief weinig vraag naar al dat beschikbare kapitaal voor investeringen ten behoeve van de produktie van nieuwe goederen en diensten. Het internationale bedrijfsleven gebruikt dat goedkope kapitaal in plaats daarvan om:

  • de bereikte marktposities verder te monopoliseren door het tegen enorme bedragen overnemen van concurrenten of potentiele toekomstige concurrenten (start-ups).
  • hun schuldpositie goedkoop te verhogen en met dat geld hoge dividenden aan aandeelhouders uit te keren of eigen aandelen tegen hoge prijzen in te kopen om hun aandelenprijs hoog te houden.

In de huidige tijd investeren grote bedrijven, ondanks alle grootspraak, relatief weinig nieuw kapitaal in het risico van het ontwikkelen en produceren van nieuwe goederen en diensten. Het is qua winst interessanter om bestaande goederen en diensten met hogere prijzen uit te melken (farmaceutische industrie) of door verlaging van de kostprijs de winst te verhogen (technologie, flexibele arbeidskrachten etc.).

Zelfs ten behoeve van de gigantische wereldwijde vraag naar vaccins tegen Covid, investeerden bedrijven alleen indien ze daarvoor voldoende overheidsgaranties verkregen. In die zin is er bij grote internationale bedrijven nauwelijks sprake meer van risicovol ondernemen. De overmatig betaalde directies kiezen voor de veiligheid van het uiterst winstgevend exploiteren van marktmacht en houden op die wijze de aandeelhouders tevreden.  

De enorme bedragen beschikbaar in de kapitaalmarkten tegen lage rente worden echter wel gebruikt door particulieren, vooral om woningen in stedelijke gebieden te kopen. Dat heeft in alle Westerse landen door schaarste een sterk prijsopdrijvend effect gehad.

Als de rente zou stijgen komen nu 5 partijen fundamenteel in de problemen:

  1. Overheden met veel te hoge overheidsschulden die als gevolg van de stijgende rente moeten bezuinigen;
  2. Bedrijven met veel te hoge bedrijfsleningen in verhouding tot het eigen vermogen die als gevolg van de stijgende rente hun winsten zien dalen en dus  hun aandelenkoersen;
  3. Particulieren met veel te hoge woningschulden bij dalende woningprijzen als gevolg van die hogere rente;
  4. Banken die wel meer winst kunnen maken door een hogere rente, maar veel van die te hoge leningen aan bedrijven en particulieren niet terug betaald krijgen.
  5. Beleggers die hun winsten van de afgelopen jaren zien verdampen in dalende aandelen- en obligatiebeurzen.

Een recept dus voor economische neergang. Het is derhalve logisch dat de Centrale Banken in de hoog ontwikkelde economieën zo lang mogelijk krampachtig vasthouden aan een lage rente en het scheppen van nieuw geld. Ze hebben geen alternatief meer.

De overgewaardeerde aandelenbeurzen en de enorme schuldposities van overheden, bedrijven en particulieren vormen een uiterst instabiele ondergrond voor de toekomstige economie. Een economische vulkaanuitbarsting net als in 2008 is inmiddels niet langer uit te sluiten, net als een volgende nieuwe virusepidemie.

De logica van de negatieve rente

Als je geld uitleent heb je het zelf niet meer ter beschikking. En je loopt het risico je geld niet meer terug te krijgen. Dus vraag je rente. Als je veel geld hebt, kunt je geld uitlenen als handel beschouwen, maar dan moet je wel de risico’s van je klanten goed onder de loep nemen en de rente die je vraagt op dat risico afstemmen. Het is een praktijk die al sedert de Oudheid bestaat. Voor de grote monotheïstische religies was het vragen van rente een zonde, woeker heette die praktijk, want de rentes waren torenhoog. Daarom joeg Jezus de geldwisselaars uit de tempel. Gelovige moslims nemen nog altijd het woord rente niet in de mond, maar hebben het over administratieve kosten.

Door de eeuwen heen is het risicovrije interestpercentage na aftrek van inflatie circa 2% (*) Dat wil zeggen: als een verstrekker van leningen geen risico van niet terugbetaling loopt, anders komen er een paar (of zelfs heel veel) procenten bij (**). Sedert de financiële crisis van 2008 hebben de wereldwijde onderling verbonden financiële markten echter een andere logica ontwikkeld.

De neoliberale ideologie stelt dat overheden voor het uitoefenen van hun taken zo weinig mogelijk belasting moeten heffen en bij tekorten maar moeten bezuinigen of geld in de financiële markten moeten lenen. Tegelijkertijd moeten de Centrale Banken de rente zo laag mogelijk houden om winstgevende investeringen van bedrijven te faciliteren. Deze beide uitgangpunten van het neoliberale economische geloof dwingen de Centrale Banken al sedert de financiële crisis van 2008 om zoveel geld in omloop te brengen en bij gebrek aan inflatie de rente bijna op nul te houden.

Maar die logica noodzaakt de Centrale Banken ook om commerciële banken te dwingen hun beschikbare spaargelden in de wereldwijde markten uit te lenen en niet werkloos te laten. Werkloos geld wordt namelijk door de commerciële banken bij de Centrale Banken gestald. Tegenwoordig moeten de commerciële banken daarom hiervoor een werkloos-geld premie voor betalen: negatieve rente. En de kapitalistische logica veronderstelt dat je deze kosten aan je klanten doorberekent. Dus ook burgers moeten maar negatieve rente betalen om geld bij hun bank te stallen. Alleen hebben die particuliere spaarders maar twee alternatieven. Of hun spaargeld thuis in een of andere kluis bewaren, of er iets mee kopen dat in de toekomst in ieder geval niet minder waard wordt. Vandaar de run op mogelijke beleggingen waarin je met je spaargeld nog wel wat kunt verdienen: aandelen, bitcoins, huizen, schilderijen e.d.

Vooral oudere spaarders staan onder grote druk van die logica. Immers sedert 2010 zijn hun (verwachte) pensioenen als gevolg van de nul-rente niet meer gestegen. En hun spaargeld levert ook niets op (maar wordt in Nederland wel fiscaal belast omdat de overheid fantasierijk veronderstelt dat spaargeld wel rendement oplevert).

Het is deze logica die al 3-4 jaar de prijzen van schaarse goederen, zoals huizen, opjaagt. De prijzen van dagelijkse goederen mogen dan wel niet stijgen, heel wat andere zaken maken inmiddels enorme prijsstijgingen door, als gevolg van de neoliberale ideologie. De burgers die daarvan meeprofiteren (vooral huizenbezitters) zijn daar maar al te blij mee en steunen die ideologie van harte.

Het fundamentele – en uiterst risicovolle – probleem van deze situatie is: wat gebeurt er economisch als de rente sterk gaat stijgen? En dat kan zomaar! Zie daarvoor ook het artikel van Schmelzing.

In het volgende artikel zullen we daar nader op ingaan.  

(*) Zie publicatie Paul Schmelzing van de Centrale Bank Engeland. Link.

(**) De enigen die tegenwoordig nog enorme ‘rentes’ betalen voor ‘leningen’ zijn de minst gefortuneerden. Rentes van kredieten voor consumenten uit de laagste inkomensgroepen belopen tussen de 8 en 18%. Niet tijdig terug betalen levert administratieve boetes (met de overheid als koploper) en commerciële draconische incassokosten op. Deze burgers betalen op deze manier nog de woekerrentes van de Middeleeuwen: vaak wel 10% per maand.

Informatie privacy (Slot): stop de stalkers

Hoezeer we ook hechten aan onze informatie privacy, handel in – en diefstal van onze persoonlijke informatie is wereldwijd inmiddels een miljarden business, voor de reclamesector, voor fraudebendes en voor spionage door Amerika en door autoritaire staten. Op dit moment is het Internet hét middel geworden om wereldwijd grootschalig de informatie privacy, grondrechten van burgers, te schenden.

De grootste wereldwijde kolonisatoren van de Datawereld – degenen die  met deze ontwikkeling zijn begonnen – vormen de Amerikaanse Tech-bedrijven Google, Facebook en Amazon. Dat dit de afgelopen 10 jaar zo uit de hand heeft kunnen lopen heeft een aantal oorzaken:

  • Zoals altijd met nieuwe technologie: wat je er potentieel mee kunt doen, dat gebeurt gewoon. Het ideaal van een vrij Internet is allang overwoekerd door de commercie en politieke machtsuitoefening.
  • De consumenten hebben begerig al hun gegevens het internet opgestuurd om maar in de belangstelling van anderen te kunnen staan en goedkoop spullen te kopen.
  • Zoals altijd liepen de democratische overheden achter de feiten aan. Nu zijn de belangen inmiddels te groot om politieke partijen nog tot fundamentele actie te bewegen. Ook de nieuwe Europese regels vormen maar een slap aftreksel van wat nodig is. 

We hebben veel structurelere en fundamentelere wetgeving nodig over eigendom en gebruik van data. De huidige toestemmingscookies (wie leest 70 pagina’s juridische tekst voordat hij op accepteren cookies klikt?) zijn ronduit ridicuul. Hoezo toestemming, chantage zul je bedoelen!

Allereerst dient geregeld te worden dat het bedrijven verboden is data van burgers op te slaan, tenzij de bedrijven een certificaat van afdoende databeveiliging kunnen overleggen. Bovendien moet bedrijven verboden worden deze data met derden te delen of te verkopen.

Iedere website die cookies op je persoonlijke apparatuur wil plaatsen, moet mijns inziens in ieder geval de volgende half schermvullende mededelingen op het scherm zetten met de voorwaarden die van toepassing zijn voor gebruik, dus:

Om deze app of website te gebruiken, of aankopen te doen, dient u een account aan te maken met uw persoonlijke gegevens.

Deze app of website gebruikt cookies om:

  • Uw persoonlijke gegevens op te slaan;
  • Uw internetgedrag te volgen, waaronder uw locatie;
  • Uw persoonlijke gegevens en internetgedrag, waaronder uw locatie, aan derden te verkopen.

Indien u niet akkoord gaat met deze voorwaarden, kunt u deze app of website niet gebruiken.

Deze vorm van transparantie zal bij de commerciële sites al snel tot veranderingen leiden, want alleen degenen, die helemaal niet om informatie privacy geven, zullen dan nog rustig op akkoord klikken.

Maar zo’n maatregel zal nog wel jaren duren, dus in de tussentijd moeten we zelf onze maatregelen nemen op onze apparatuur, onder andere door dagelijks alle rotzooi van die spionnen er af te vegen. En uiterst selectief te zijn aan wie we onze data, vooral ons telefoonnummer verstrekken.

Informatie privacy (3): de overheid moet geen data- sleepnetten gebruiken

Terrorismebestrijding is wereldwijd al tientallen jaren een toverwoord voor overheden om ongestraft grootschalig de informatie privacy van burgers in het geheim te schenden. Tegenwoordig doen overheden dat door computeralgoritme gedreven ‘sleepnetten’ eindeloos door internetbestanden van derden (inclusief gezichtsfoto’s) te trawlen, soms met dramatisch onterechte gevolgen voor onschuldige burgers. De verhoudingen tussen gebruikte middelen en het doel zijn in deze al jaren zoek.

Wat al die autoritair bestuurde landen ook doen, je moet als democratische samenleving niet willen dat je overheid ongericht computergestuurde onderzoek in databestanden gaat doen om mogelijk iets verdachts te vinden in gegevens van burgers. We kunnen gericht en noodzakelijk opsporingswerk van Justitie en Politie prima ondersteunen door een aantal ‘onschuldige’ data van burgers beschikbaar te maken, zonder de informatie privacy als grondrecht feitelijk aan te tasten.  

Er zijn maar een aantal wettelijke middelen vereist om het werk van degenen, die terrorisme, cyberspionage, cybercrime en andere misdaad bestrijden, aanzienlijk te vereenvoudigen en om veel doelgerichter in de elektronische wereld justitieel onderzoek te kunnen doen:

  1. Het mobiele telefoonnummer en het e-mailadres fungeren nu al als surrogaat voor het Burgerservicenummer bij inlog beveiliging (bijv. Digid). Vroeger waren er gewoon telefoonboeken met NAW gegevens. Waarom zou de overheid niet over het mobiele telefoonnummer en e-mail adressen van burgers mogen beschikken en Google en Facebook wel?
  2. Geen anonieme prepaid telefoons meer toestaan. Ook prepaid telefoons dienen gewoon op naam van de kopende burger op basis van identificatieplicht worden geregistreerd. Auto’s rijden ook niet zonder kentekenbewijs.
  3. Internetaansluitingen van woningen dienen gewoon, net als straatadressen gewoon bij de overheid te worden geregistreerd. Wat is het verschil tussen een straatadres en een elektronisch adres?
  4. Infrastructureel is van alle woningen bekend of ze aansluitingen voor energie en water hebben. Verstrek ook de verbruiksgegevens van woningen en bedrijven, die geven vaak belangrijke aanwijzingen geven voor criminele gebruikers.

Juist door het ontbreken van die mogelijkheden voor politie en justitie, brengt het heimelijk ongericht gebruik van massaal data-trawlen via algoritmes door de overheid grote risico’s met zich mee, dat onschuldige burgers slachtoffer worden van datadiscriminatie. Ingevoerde gegevens zijn meestal onbetrouwbaar en daarnaast worden gegevens gecombineerd waartussen geen enkel oorzakelijk verband hoeft te bestaan (alleen toevallige correlatie). En bedenk daarbij ook dat algoritmes niets anders doen dan dat wat het computerprogramma is ‘geleerd’ door de makers, hetgeen ook complete onzin kan zijn.

Indien je bijvoorbeeld een computer leert misdadigers te herkennen op basis van foto’s en persoonskenmerken alsmede burgerlijke data van de huidige gevangenispopulatie, dan kun je vooraf al voorspellen dat het algoritme gaat zoeken naar jonge mannen met een donkere huidskleur uit bepaalde wijken. Die zijn immers oververtegenwoordigd in de gevangenissen.

De Chinese overheid maakt gebruikt van een gezichtsherkenning algoritme dat via camera’s op straat werkt. Het toegepaste algoritme gebruikt de ‘wetenschappelijke’ kennis dat criminele burgers op straat nauwelijks lachen. Criminelen lachen namelijk ook niet op foto’s gemaakt bij hun arrestatie…

Als veel overtredingen en misdaden inmiddels met elektronische middelen via internet wordt gepleegd (bijv. fraude, kinderporno, datadiefstal) zou je verwachten dat je burgers via de rechter ook elektronisch kunt straffen, bijvoorbeeld:

  • 6 maanden geen internet aan huis;
  • 1 jaar geen gebruik van een mobiele telefoon;
  • Ontneming van elektronische informatie privacy voor een jaar – justitie heeft dan het recht specifiek het internetverkeer van een burger te volgen.

Allemaal echt niet zo moeilijk te regelen.

Burgers kunnen geen veiligheid van de overheid vragen en tegelijkertijd het de overheid in de huidige digitale wereld onmogelijk maken die veiligheid proberen te borgen en criminaliteit te bestrijden. De overheid moet naar mijn mening niet zo bang zijn om voor haar taken de noodzakelijke data van burgers te eisen en te gebruiken en daar open over te zijn. Het is juist de stiekeme aanpak via achterdeurtjes die burgers wantrouwend maakt. Het parlement moet in deze niet publiekelijk meehuilen met de privacy-wolven uit het bos. Een parlement dat wel even ’tussendoor’ zonder veel ruchtbaarheid goedkeurde dat de overheid onder voorwaarden gegevens van burgers via derden mag onderscheppen.

Informatie privacy (2): Data tien maal beter beveiligen!

Bij semi-overheidsinstellingen en instellingen in de medische- en zorgsector spelen vaak dezelfde problemen, die ik in het eerste artikel beschreef  (denk aan de SVB, het UWV of de GGD’s). Maar bij deze instellingen spelen vaak ook andere zaken zoals: slechte opleiding en gebrek aan ervaring van steeds wisselend tijdelijk personeel in het gebruik van systemen.

In de Medische- en Zorgsector (ziekenhuizen, zorgverzekeraars) is geautoriseerd gebruik van medische gegevens van burgers helemaal van essentieel belang. Een burger heeft hier helemaal geen keus ten aanzien van zijn informatie privacy. Die sectoren verzamelen zelf hun gegevens over de burger (die vaak niet eens weet welke informatie) en dienen dus op en top te regelen dat dossiers niet voor niet-bevoegden te raadplegen zijn. Maar dat gebeurt vaak wel.

Geautoriseerd gebruik vraagt om robuuste IT-systemen (voor wat betreft inlog-procedures, kopiëren van data en noodzakelijke externe datacommunicatie). Maar vooral ook beveiliging tegen het binnendringen van systemen door hackers.

Je kunt alleen maar iets stelen uit een gebouw, als er in een gebouw onvoldoende beveiligde ramen en deuren zitten of als er onvoldoende 24-uurs bewaking aanwezig is. Je moet of systemen met essentiële data qua capaciteit slechts heel beperkt op een open internetverbinding aansluiten en/of op internetverkeer 24-uurs menselijke bewaking instellen. In de cybercrime wereld van vandaag is het niet meer mogelijk van de voordelen van IT systemen gebruik te maken, zonder de kosten te dragen voor zware beveiliging.

Het kern probleem is echter dat de bestuurders vaak generalisten zijn met weinig inhoudelijke kennis van zaken en zeker niet van informatietechnologie. Wie ergens geen verstand van heeft, houdt zich er echter meestal ook niet mee bezig en laat het over aan anderen (consultants..), afgezien van wat algemene instructies. Budgettair is het meestal ook niet erg sexy om daar veel middelen aan te besteden.

Wettelijk gezien zul je dus moeten regelen dat ongeautoriseerd gebruik van systemen op de werkplek direct wordt afgestraft (bijv. zowel boetes voor de werknemer als de werkgever) en moet je hoge eisen stellen aan de beveiliging van systemen (met directe aansprakelijkheid van bestuurders en eventueel onder toezichtstelling door derden). De Autoriteit Persoonsgevens is in deze een papieren tijger. Deze organisatie heeft wel veel bevoegdheden, maar weinig feitelijke  mogelijkheden tot onderzoek en controle.

Wellicht moet je naast de controle van de Jaarrekening, accountants wettelijk ook verantwoordelijk maken voor de jaarlijkse controle van de beveiliging van IT-systemen of daar een aparte certificeringsorganisatie voor opzetten. En organisaties aparte vergunningen verlenen om data van burgers te verwerken, maar pas na certificering van de beveiliging.

Cyberspionage door andere landen brengt vooral enorme maatschappelijke en  economische schade toe. Zie het recente voorbeeld van diepgaande penetratie van overheidssystemen in de Verenigde Staten. In Europees verband zouden afspraken moeten worden gemaakt om internetverkeer uit bepaalde landen te routeren via bepaalde datacentra, zodat dit verkeer bij die centra dag en nacht kan worden gemonitord. We bewaken wel grenzen, waarom bewaken we nauwelijks het internetverkeer over die grenzen?